Niet oud

Het valt me op dat er geen ‘ouderen’ meer bestaan. Vroeger had je die wel, je had zelfs ‘bejaarden’. Bejaarden waren echt hele, hele oude mensen en die zaten ook in een apart tehuis. Een bejaardenhuis. Dat is een soort flat met een eetzaal erin. Al kon zo’n bejaarde ook op de kamer eten. Dan kwam er een dienblad met opgestapelde pannetjes. En vla.
De bejaarden en de huizen bestaan echter niet meer. Uitgestorven. Maar ook de ouderen zijn verdwenen uit het straatbeeld. Ik zie ze niet meer terwijl ze er toch nog moeten zijn.
Volgens de 55+partij in ieder geval. Zij melden op te willen komen voor de ‘ouderen’ maar het is mij daarbij niet duidelijk of ze zichzelf ermee bedoelen of juist niet. Of dat ze juist als ‘jongeren’ voor die ouderen op willen komen. Als doelgroep.
Of misschien willen ze dat zaken beter zijn geregeld, wanneer zij uiteindelijk die ouderen zijn. Zoals hun pensioen. Of een traplift.
Maar ook dan neem ik aan dat ik ze niet terugzie, in het straatbeeld.
Ik zie immers hoogstens nog mensen met grijs haar. Hier en daar. Met een panterbroek aan. Of zo’n zwarte, glimmende, leren legging. En een regenboogsjaal om. Op een fiets. Meestal een elektrische fiets maar dat is misleidend. Op veel elektrische fietsen ziet men namelijk even vaak (geen jongere maar) een jeugdige. Een jeugdige is een kind wat al wat ouder is maar die we vooral niet willen vermoeien. En liever niet iets volkomen zelf laten doen.
Liever niet op eigen beentjes fietsen. Vroeger moest dat wel, dat fietsen met eigen beentjes, door weer en wind en regen. Daar kreeg je ballonkuiten van. Misschien is dat iets, wat we niet meer willen voor onze jeugdigen. Ballonkuiten. Niet erg charmant op Insta.
Daarnaast moeten ze natuurlijk sneller thuis zijn, dan wij vroeger. Wij hadden nog de tijd om onaangedreven van A naar B te fietsen. Een beetje rond te koekeloeren qua omgeving en na te denken over van alles en nog wat. Wij hadden nog geen telefoon om ‘op te zitten’. Wij hoefden nog niet te appen, of in groepjes te zitten of filmpjes te kijken. Wij konden ons nog voorstellingen maken van later, wanneer we ‘groot’ zouden zijn. Volwassen. Ouder. Bejaard.
Wat mij betreft hoefde dat ‘volwassen’ niet zo hoor. In mijn optiek trad dit in zo rond het veertigste levensjaar en hield in dat je altijd moe was, en op de bank wilde liggen. Wanneer je uit je werk kwam, bijvoorbeeld. Wat dus bere-zwaar was en vooral niet inspirerend.
Ook moest je vaak jezelf niet zijn. Doen alsof je iets of iemand leuk vond, terwijl dit niet zo was. Aan hele vervelende visite vragen of ze nog meer koffie willen, met nog een koekje erbij. Heel raar vond ik dat. Het leek me niks. Dat volwassen zijn. Wel verheugde ik me op ‘ouder’ zijn. In de vorm van een oma. Oma’s herkende je aan hun weelderige boezem met daaromheen een soort tafelkleed met bloemen. Het liefst blauw. Dat heette net zoals nu nog een jurk. Bij zo’n oma hoorde dan een opa; dat is een man met een stok. En een groene ribbroek aan met bretels. Waarom dat nuttig zou zijn, er zit immers een rits en een knoop aan die broek, doet niet terzake. Beiden zijn in het bezit van een kunstgebit. Daar kunnen ze mee ‘klapperen’.
Ook iets wat we in het huidige straatbeeld qua oudere niet meer zien of horen.
Het leek me leuk zo’n oma te worden, met zo’n boezem en een bloemetjesjurk aan. Het oma-schap is me helaas niet in de schoot geworpen omdat ik er zelf niets uitgeworpen heb maar ook dit soort ouderen bestaan niet meer.
De huidige oma’s werken tegenwoordig, zijn vooral ook niet bejaard en passen op in leren broeken, oversizedte truien van H&M en ski-boots. Geen grijze haar te zien maar een kloek, vlot kapsel. Naast de kleine spruit ligt haar telefoon. Voor de e-learning. En de 862 foto’s van de spruit en oma die in elk willekeurig gezelschap worden getoond.
Professor Dijkgraaf, tevens minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bevestigt overigens mijn waarneming. De ‘ouderen’ van tegenwoordig bewegen allemaal en doen aan geheugentraining. Dus ‘oud’ worden ze niet meer. Dat heeft met de hersens, met het brein te maken.
En “ach wat,” voegt hij daaraan toe, “waar hebben we het over? Vanaf je dertigste takelt het lichaam al af en daar heeft niemand het over”. (Begin november bij Jinek). Nee. Daar heeft niemand het over. Pas op je veertigste krijg je voor de lol potten anti-rimpel crème voor de verjaardag. Als vrouw-zijnde. En op je vijftigste wordt er een pop in elkaar geflanst die dan Abraham (van de mosterd) of Sara (geen idee waar zij van is, behalve zijn vrouw) heet en nogal ongelukkig in de tuin wordt geplaatst. Ook wanneer je niet bijbels bent. Willem Wever legt het zo uit dat men ‘vroeger’ vond dat iemand van vijftig levenservaring had. Omdat-ie al zo oud was en dus wellicht ook wijs. Dat vinden we nu niet meer, van zo’n piemke van vijftig, blijkbaar. Wacht maar tot je zestig bent, of misschien wel zeventig? Of nooit?

Daar schuifelt ze voorbij. Stapje voor stapje achter haar rollator. Haar grijze haar fris gewassen, bijna zilver in de zon. Toch al ver in de tachtig, schat ik. Het gaat langzaam. Maar oud? Knalroze, openhangende jas met sjaal, witte sneakers en een tas met opvallend groene, gele, rode, paarse, oranje en blauwe poezen erop. Nee. Niet oud.

Getagd , , , , , , , , , , . Bladwijzer de permalink.

Één reactie op Niet oud

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *