“Ik mag dan Atlas heten en de wereld op mijn schouders dragen,”zei hij.
“Zowaar, mijn vriend, dit is enkel een stommiteit van mij geweest. Een misverstand wat uit mijn hulpvaardigheid geboren is. Of een misbruik van mijn helpende handen. Het is nu jouw beurt”.
En hij rolde de wereld op de schouders van de voorbijganger.
“Maar ik vroeg enkel of je kracht een last of een zegen was,” sprak de man verbijsterd.
“Dat weet ik,” zei Atlas, “En daar heb ik lang over na kunnen denken. Het antwoord is, dat de zegen jou betrof. En de last mij. Maar nu heb jij tijd om na te denken over dezelfde vraag: is jouw kracht een last of een zegen?”
En Atlas wandelde weg terwijl hij zijn schouders heen en weer bewoog en zijn rug rechtte. De voorbijganger hervond zijn evenwicht met open mond en opgetrokken wenkbrauwen terwijl Atlas met lichte tred zijn blikveld verliet. En de voorbijganger stelde vast dat hij dezelfde houding had aangenomen als Atlas. En hij nu al die druk op zijn botten voelde, de pijn in zijn bovenarmen en hij nu al wist, dat zijn blik voor oneindige tijd op de grond rondom zijn voeten gericht zou zijn. Hij verzuchtte zijn positie terwijl de wereld in zijn nek drukte. Hij besloot niet meer te zuchten. Soms kwamen er mensen voorbij die naar hem staarden. Uit bewondering, maar soms ook met vrees in hun ogen. Soms kwamen ze onder hem staan, om naar hem op te kijken. Maar ze keken hem nooit aan. En de voorbijganger zag niets anders dan het zand rondom zijn blote voeten en als het waaide, zag hij helemaal niets en rook hij alleen de zoutige geur van zijn haren die voor zijn gezicht waaiden.
“Kijk,” zeiden de voorbijgangers, “daar heb je Atlas, die de wereld op zijn rug draagt”.
Een klein meisje vroeg: “Doet dat niet zeer?”
“Nee hoor,” sprak vader, “ Het zijn de sterke schouders die de zware lasten kunnen dragen en een ieder krijgt wat hem toekomt”.
Een klein jongetje vroeg: “Mag ik op hem klimmen?”
En moeder zei: “Nou vooruit, eventjes dan.”
De voorbijganger verzette zijn voet om zijn evenwicht te bewaren. En redde de wereld en het jongetje.
En hij besloot zich te verliezen in een andere wereld dan die hij op zijn rug droeg. Als hij de last op zijn schouders kon vergeten, waar zou hij dan staan, wat zou hij dan doen – wie zou hij dan zijn? Als hij, in gedachten, zijn weg vervolgde, wat zou hij gezien hebben? Met wie gesproken? Waar zou hij gezeten hebben, met zijn gezicht in de zon? Wie zou hij gezien hebben wanneer hij zijn ogen opende, en wie zou zijn opkijken in het slaperige niets tot staan hebben gebracht door een kruisende blik? Zijn verlangen maakte hem duizelig. Zijn duizelingen zouden hem wankel maken. En de wereld zou van zijn schouders rollen.
Hij besloot niets meer te verlangen.
De wind had zijn voeten bedekt met een laagje zand. Zijn haren hingen in slierten voor zijn borst en benamen zijn blik niet meer. Hij had de pijn in zijn armen, zijn rug en zijn schouders verdragen tot hij het niet meer voelde. Hij luisterde naar de wind en de vogels. En voelde hoe zijn kaken in een kramp gesloten waren. Maar het voelde alsof zijn spieren hun natuurlijke stand hadden aangenomen. Uit zijn ooghoeken volgde hij de voorbijgangers en luisterde soms wel en soms niet naar wat zij te zeggen hadden.
“Die Atlas ziet er wel vies uit,” zei een jonge vrouw, die snel doorliep.
“Ach,” zei een man tegen zijn vrienden, “alsof zo’n wereld zo zwaar is”.
“Ik ben blij dat hij het doet,” sprak een oude, tandeloze man, “maar ik zou het niet gedaan hebben”.
En hij verliet het blikveld met een wankele stok.
En de vermeende Atlas vervloekte het moment waarop hij zich had laten verleiden de echte in zijn ogen te kijken en te vragen:
“Atlas; jouw verantwoordelijkheid lijkt mij een grotere last dan de wereld te dragen op je schouders. Is je kracht nu een last, of een zegen?”.
Mag je de wereld van je schouders laten rollen? Omdat je er gewoon geen zin meer in hebt? Mag je hem overdragen aan een willekeurige voorbijganger, terwijl je weet, dat jij het kan? Mag je hopen op eenzelfde vraag, zodat je hetzelfde kan doen en verlost bent van je last en je verantwoordelijkheid kan inlossen voor een excuus wat je zo graag aan zou wenden? Het enige wat de voorbijganger wilde was opkijken. Hij wilde opkijken en zijn rug rechten en voor één moment zijn armen laten zakken. Hij wilde vooral opkijken. Om te zien waar hij stond, al zo lang. En wat buiten het centrum lag van zijn verzande voeten. Maar de wereld zou gaan rollen en schuiven over zijn schouders. Hij zou zijn evenwicht verliezen. Hij kon het niet doen. Hij kon niet opkijken.
“Ja maar papa,” vroeg het meisje, “wat heeft Atlas dan gedaan, dat hij zo’n last moet dragen?”
“Ja, dat weet alleen hijzelf,” zei papa en trok het kind weg van de heuveltjes die zijn voeten geworden waren.
“Mag ik ook bovenop de wereld zitten?,” vroeg het jongetje.
“Nee,” siste moeder, “dat mag niet. Kom er nu maar weer af”.
“Nog eventjes,” zei het jongetje.
“Nog eventjes.”
En hij klom op het topje van de wereld terwijl zijn moeder siste dat hij nu naar beneden moest komen.
Mag je vrijmoedig Atlas vervloeken en wensen dat hij kapot gaat van ellende, voor eeuwig, nadat je hem, opnieuw, de wereld op zijn schouders hebt geschoven? En hem daar laat staan, in eenzaamheid en pijn. Wetende, dat hij niet los zal laten? Want iemand moet het doen?
Hij betrapte zich erop, dat hij uit zijn ooghoeken keek, of Atlas weer terug kwam. En hij betrapte zichzelf erop, dat hij het hoopte. En hij betrapte zichzelf erop dat hij het liefst die hele Atlas aan gort wilde slaan en de wereld erbij. Hij had het gevoel dat de pezen in zijn schouders scheurden. Hij kon zijn kaken niet méér op elkaar klemmen dan hij al deed. Zijn pezen scheurden en hij hield de wereld vast. “Kom eraf,” riep de moeder tegen haar zoon.
“Krijg ik ook wat mij toekomt,” vroeg het meisje aan haar vader, “want als ik het geloof, begrijp ik het. En anders vind ik het niet eerlijk”.
De moeder hing aan zijn arm om haar zoon te pakken.
“En nu is het afgelopen,” zei ze.
De vader zette zijn dochter op zijn nek. En liep weg.
Hij kon zeggen dat hij in de val gelokt was. Hij kon zeggen, dat het niet door hem kwam. Hij hoefde eigenlijk alleen maar Atlas en hemzelf naast elkaar te zetten en te wijzen naar vorming van spiermassa. Wie, in hemelsnaam, kon van hem verwachten dat hij de wereld omhoog hield? Wie? Wiens wereld, eigenlijk? De wind had zijn haren verstrengeld en zijn lichaam verweert. Zijn tranen gedroogd. Zijn tong bewoog zich niet meer over zijn schrale lippen. Vaak was hij zonder gedachten en had niet meer in de gaten dat de tijd verstreek. Hij droeg de wereld, en dat was alles wat hij deed. En hij vergaf Atlas omdat hij het allerliefst hetzelfde zou doen. Maar wist, dat het niet kon. Iemand moest de wereld dragen.
De jonge vrouw, die eerst zei dat hij zo vies was, kwam midden in de nacht terug.
“Goh, “zei ze, “Atlas; jouw verantwoordelijkheid lijkt mij een grotere last dan de wereld te dragen op je schouders. Is je kracht nu een last, of een zegen?”.
“Ik mag dan Atlas heten en de wereld op mijn schouders dragen,”zei hij.
“Zowaar, mijn vriendin, dit is enkel een stommiteit van mij geweest. Een misverstand wat uit mijn hulpvaardigheid geboren is. Of een misbruik van mijn helpende handen. Het is nu jouw beurt”.
En hij rolde de wereld op de schouders van de voorbijgangster. Zij was gaan zitten en zei: “Nee, zo gaat dat niet.”
Zij spreidde haar benen en nam de wereld tussen haar. Ze omarmde de wereld en keek naar hem op.
“Ga maar,” zei ze “ga maar. Ik omarm de wereld en alles komt goed. Ik hoef hem niet te dragen.”
Abonneren op Nelleke.nu
Voeg je bij 232 andere abonneesRecente reacties
- Joke Landman op Haute couture (uit China)
- Joke op De kracht van sport
- Joke Landman op Haventroost
- Joke Landman op Zonder oordeel
- nelleke op Zonder Staart
Categorieën
For a friend, X.
leuk verhaal met een originele uitkomst Zo kan het ook
dank