Eerst kwam ik nooit in een sportschool. Ik vond het wel een mooi woord. Al die ronde letters als de o, p en r netjes naast elkaar. Maar dat heeft het woord porno ook en daar doe ik ook niet aan. Al enige tijd weet ik nu hoe zo’n sportschool er van binnen uitziet en wat je er zoal kan doen. Waar je overal aan kan hangen of op kan zitten. Ik doe dat drie keer per week. Niet zozeer om een goddelijk lichaam te kweken, al is dat mooi meegenomen maar om de conditie van mijn fysieke tempel te onderhouden.
Ik heb natuurlijk niet zelf bedacht, om naar de sportschool te gaan. Dat idee kwam bij de fysiotherapie vandaan in het belang van mijn algehele gesteldheid. Het zou mij fysiek en mentaal ten goede komen te meer omdat ik het met de fysiotherapeut voornamelijk over het Leven Zelf had en dan vooral over de vraag ‘ja maar hoe dan’.
Het is niet zomaar wat, zo’n integratie-traject van een sportschool in het leven.
Allereerst moet je er naartoe. Wat zeker bij slecht weer, regen en wind en andere ellende al een hele klus is. Een mentale training zonder dat er ook nog meer een spier heeft meebewogen. Vervolgens is er het omkleedtraject met de sport-bh. Een sport-bh is een soort ingewikkeld harnas en ik heb er eentje met een voorsluiting. Handig, dacht ik. Met haakjes en een rits. Bedoeling is dat daar de borsten in worden gepropt. Dat gaat nog maar krijg dan de haakjes maar eens in elkaar. Of het ritsje dicht. De bh heeft immers de neiging binnenstebuiten te zitten, of achterstevoren. En dan gaat niets meer lukken qua haak of rits zonder leesbril. Want je kan het niet goed zien.
Nu ga ik niet mijn leesbril meenemen, naar de sportschool, om een bh aan te kunnen doen. Ik wil niet zo gespot worden, in de kleedkamer. Dus ik klungel door met aan, uit, andersom met die sport-bh wat dan best veel tijd kost. Kostbare tijd.
Uiteindelijk komt dan het sporten zelf aan de orde. Je hangt dan aan een apparaat waarbij je zo veel en zo vaak hetzelfde doet. Wat doodsaai is. Ik vermoed dat er daarom zoveel spiegels aanwezig zijn. Om de verveling te beteugelen is er immers niets anders te doen dan een beetje te gluren naar andere sporters.
Dat lukt prima via de spiegel. En is vaak best inspirerend te noemen. Allereerst zie je veel sporters niet sporten. Vaak zitten ze bewegingsloos op zo’n apparaat. En staren naar hun telefoon. Daarna gaan ze douchen. En mag ik mij uitroepen tot de meest fanatiekste trainster ongeacht mijn prestaties. Geen wereldrecord in zicht.
Interessant te volgen zijn de meiden met personal-trainer. Meestal een zeer personal-trainer, een soort intimiteits-trainer. Het soort ook wat zo naar Artis kan, als invaller. Zij staat dan voor hem in de nieuwe sportmode. Ook zo’n ingewikkelde bh maar dan in glimmende kleuren en zonder T-shirt. Met een bijpassende, zeer strak uitgevallen broek. Tussen de broek en de bh zit een groot gat. Zodat je voornamelijk heel veel buik ziet. De voorkant van de meisjes is redelijk ‘plat’ te noemen. Niet veel borsten om in de bh te proppen, platte buik en vaak ook lang plat haar.
Qua achterkant wordt het dan ineens een spannende verrassing. De billen. De meisjes hebben joekels van billen, waar ik eens enorm van geschrokken ben. Het lijken eerst redelijk gewone enorme billen maar ze zijn opblaasbaar. Ik heb dat zelf gezien.
Opblaasbaar. En veranderen dan ineens in twee mega-mandarijnen partjes. En daarna lopen ze weer leeg. En weer vol. En weer leeg. De personal-trainer hoeft hier niet veel meer aan te doen. Behalve te kijken of het goed gaat.
Ik heb dat niet. Ik kan trainen wat ik wil, maar ik krijg geen mandarijntjes. Mijn billen vinden het best wat ik allemaal doe maar ze trekken zich nergens wat van aan. Ze verrekken geen spier, zogezegd.
En zo beland ik dan maar weer op de loopband, 25 minuten conditietraining. Even flink de pas erin. Met uitzicht op een boom. En een flat. En een prullenbak. Weinig inspirerend. Vooral bij slecht weer. Maar je kan een heuvel oplopen, of de band harder zetten en zogenaamd ergens naartoe rennen. Zo doe ik dat altijd.
Punt is wel, dat wanneer je zogenaamd ergens naartoe bent gerend, je ook weer terug moet. En wanneer je in gedachten al lekker aan het douchen bent, en straks thuis (eerst langs de viskraam) met een kop thee op de bank zit, dan wil je wel rennen.
Tandje erbij. Want dan ben ik er eerder. Nog even, je kan het, je kan het!
Hou vol!
Met bloed, zweet en tranen maar zeer tevreden zet je dan zo’n band stil. En verheug je je bij het zien van het resultaat. Want dat wordt allemaal bijgehouden.
Ja hoor, alles weer gehaald en beter.
En dat is nou de kracht van sport.
Niet de spierpijn. Niet de bil. Maar de mentale training.
Het ‘ik kan het’.
Het ‘ik kan alles’.
Mooi meis