En toen kwam ik op de bank te zitten met een burn-out. En dat bleek al snel heel anders te zijn dan op de bank zitten zonder burn-out. Bijna te moe om te praten, te moe om zelfstandig rechtop te zitten. Ik stutte mij met kussens. Van schrijven, mijn lust en mijn leven, was al helemaal geen sprake meer. Gelukkig bestaan er winkels als de Action. En daar stuitte ik op een bouwpakketje van een huisje, van ongeveer €4,-. Zo’n echte, gangbare Action-prijs.
Laat ik maar gaan knutselen, dacht ik, want mijn hoofd doet het toch niet.
En hoewel ik ‘knutselen’ een waanzinnig gezellig woord vond, had ik dat nog nooit gedaan. Het enige wat me dreef was dat mijn vader ooit een poppenhuis voor mij in elkaar had ‘geknutseld’. Wat ik had weggedaan, toen ik ongeveer 30 was.
Waar ik nu spijt van had.
Ik ging een nieuw poppenhuisje voor mijzelf knutselen, besloot ik. En ging aan de slag met het bouwpakket, schaar en heggenschaar om zware dingen door te knippen, verf en lijm. De handleiding van hoe-te-knutselen kon ik niet lezen. Het had een te hoge graad van ‘Chinees’. Te ingewikkeld en ook de plaatjes hielpen niet want ik zie geen diepte. Is het nou de voorkant of de achterkant? Woeps, het beweegt!
Mijn ogen waren veel te moe en ik kon niet onthouden of het nou het G10-12-houtje was of C9-11 uit het andere zakje.
Weg ermee.
En toen besloot ik, op mijn eigen manier en wijze, niet alleen een poppenhuisje in elkaar te knutselen maar mijn eigen poppenhuis-droomhuisje. Een huisje waar ikzelf wel in zou willen wonen. En ach, nu ik toch niets meer kon of te doen had, kon ik eigenlijk net zo goed niet alleen zo’n huisje knutselen maar gewoon mijn hele leven.
Ik besloot mijn leven te gaan knutselen zoals ik dat hebben wilde, wanneer ik klaar was met mijn burn-out en verlost zou zijn van mijn functie als bankzitter.
Natuurlijk was er in mijn knutselhuis geen LFG (Laag Frequent Geluid). Je kan daar zomaar lekker slapen. En net als in mijn echte huis het Oog van Horus aan de muur. Het Oog waardoor de wereld naar jou kijkt en jij naar de wereld. Verbinding.
Bastet, mijn kat van basalt, de Egyptische godin van op de kast op de bovenverdieping, in de slaapkamer. Een werkplek voor mij, met mijn laptop, boeken en aantekeningen boekjes. En een hond. Hij ziet er lief uit maar het is een gemeen monster. Hij verscheurt iedereen die mij aanvalt. In dit huis ben ik altijd veilig.
’s Avonds keek ik naar mijn huisje en vroeg me af of de stoeltjes nou groen of oranje moesten worden. Het kastje meer naar links of naar rechts. En dat ik een foto wilde, van de poster die een vriend in zijn huis had hangen. Die ik graag wilde hebben maar niet kreeg. Dan had ik hem toch nog.
Het begon wonderbaarlijk goed met mij te gaan. Ik voelde me steeds beter! Voor het eerst sinds jaren kwam ik niet alleen uit mijn hoofd, met al mijn gedachten en zorgen maar ook uit mijn overleving.
Ik begon weer te voelen.
Na het huisje volgde de Bookstore. Die staat voor een ‘opslag’ aan wijsheid, inspiratie en de kennismaking met het nieuwe, onbekende, verhalen en ideeën. Die ook staat voor hoe ons geheugen werkt. Opgeslagen in verschillende categorieën. Soms associatief aan elkaar verbonden en soms oud en stoffig op de bovenste plank van de vergeten herinneringen. Of de onbereikbare. Maar als je in de winkel om het hoekje kijkt, zie je ze alsnog.
Ik vergat alleen mijn eigen boeken nog in de winkel te leggen. Moeder als mens, de mythe voorbij. Instead of Chocolate. Project 16- de hakkenvrouw. En alle blogs, op Nelleke.nu. Een wijze les, te leren dat ik er zo goed in ben, mijzelf te vergeten. Ik knutselde een mandje in elkaar, mijn boeken op miniatuur niveau en legde ze bij de Bookstore voor de deur.
Daarna ging ik aan de slag met het Grand Café. Wat staat voor het sociale. Met als zwaar irritant gegeven dat in het bouwpakket een dichte deur zat. Sociaal en een dichte deur, dat gaat niet samen. Ik sloopte het kreng er met moed, beleid en doorzettingsvermogen uit. Want alles zat al vastgelijmd. Geen beweging meer in te krijgen.
Daarna volgde het Boshuisje. Een huisje met een groot bed. Dat heb ik nodig, veel rust. Er is een geheime ingang, je daalt af met een touwladder. Niemand weet ervan. Hier vind ik mijn rust. In de stilte. Op mijn patio van ijsstokjes. Waar veel dingen niet af zijn, waar alles nog openligt en waar alles ontstaat. Waar de diamanten liggen die ik heb gevonden toen ik helemaal op de bodem van de put terecht was gekomen. Want die vind je altijd wanneer je zover afdaalt in je eigen modder.
En toen was ik het niet meer eens met mijn eerste huis. Het moest anders, het was niet precies zoals ik het wilde hebben. Ik was gegroeid in mijn knutselschap en kon nu omgaan met bijvoorbeeld spuitverf. Zonder ook de tuinstoel, schuurdeur en stoep mee te nemen. Ik toog naar de Action, haalde een nieuw huis en spoot alles wit van binnen. Nieuwe gordijnen. Bastet weer op haar plek, een matras voor in bed. Want eerlijk gezegd sliep ik daar nooit. Ik sliep in mijn Boshuisje. Met ook weer zo’n waanzinnig gemeen kreng van een hond. Zo’n moordenaar in de dop.
’s Morgens stapte ik over mijn deurmat met het woord Spirit erop door de openslaande deuren naar buiten.
En ik wilde daar een kopje koffie bij.
Om aan dat ene mokje te komen moest ik een heel servies aanschaffen. Uit China. Dat duurde lang maar kostte geen drol. Ik zat nu alleen met een heel servies. Wat moest ik daar nu weer mee? Ik besloot een picknickplaats te maken. Met eten en drinken en drank in overvloed. Met een pak Durex bij de hand, want je weet maar nooit. Met wat kaarsen erbij, want het kan laat worden. Dit werd de plek van de aardse genoegens, van de fysieke behoeftes. Van alles wat geen zingeving heeft, geen reden. Wat je net zo goed niet kan doen, want er verandert niets. Ik staarde wederom naar mijn picknickplaats en begreep toen waarom dit in mijn inmiddels groeiende dorp een plek verdiende.
Ik deed daar niet aan.
Ik deed niet zomaar iets voor niets. Maar ik ben Aards. Het picknicken verdiende meer plek in mijn leven, leerde ik.
Hierna ging ik mij bezighouden met mijn terugkeer naar de maatschappij wanneer ik bank-vrij zou zijn. En in plaats van een strandhuis zoals dat op de verpakking stond, bouwde ik mijn Maatschappijhuis. Met de maatschappij waarin mijn werkverleden ligt. En waar die maatschappij vandaan kwam, het oude patriarchaat. Haar tegenhanger, de Kunst&Cultuur. Waar ik graag met één been in zou willen wonen.
En een hele sociale en liefdevolle maatschappij waarin we het Samen doen, en elkaar omhoog helpen in plaats van naar beneden. Maar bestaat die maatschappij nog, waar ik mijn voetstappen zo graag zou willen achterlaten? Ik weet het niet.
Nu werd het tijd mijn nieuwe werkruimte en toekomst gestalte te geven. Maar dat ging niet. Ik blokkeerde. Ineens was het knutselen dikke, vette STRESS geworden.
Dit kon de bedoeling niet zijn.
Ik had een schuur nodig. Dat was het. Een schuur. Ik moest eerst opruimen. En bewaren. Want een schuur is iets waar je spullen bewaard die je nog niet weg wil gooien. Waar je misschien later nog iets mee wil. En het is een plek waar je je rommel en rotzooi neerzet. Zaken die eigenlijk weg kunnen. Maar op een of andere manier nog bewaard blijven in de spelonken van je ziel. Ik maakte twee verdiepingen. Boven het positieve, mijn krachten en zegeningen. Want je zegeningen tellen geeft je de wind in de zeilen. En beneden mijn horrorschuur. Met in vuilniszakken de ‘zut’ van andere mensen, die deze bij mij dumpen met de boodschap: ruim jij onze rotzooi maar op. Met het verdomhoekje waar ik terecht kan komen, de zwarte en in bloed geschreven bladzijden uit mijn leven, de spinnen; met nest! Het op slot zitten, mijn mislukkingen. Mijn falen.
Een wijs iemand zei recent tegen mij dat ik me niet moest laten ‘uitlepelen’.
“Je bent geen kiwi,” zei hij.
Maar ik was wel een kiwi. Ik was al jaren een kiwi. Daarom had ik een burn-out.
Het kwartje viel best hard.
In de horrorschuur ligt een uitgelepelde kiwi, twee zelfs. Boven liggen drie, verse sappige. Alle energie voor mij. En zo hoort het, daar willen we naartoe.
En ik creëerde tevens een wasserij. Met Ajax. Om mijn zwarte en in bloed geschreven bladzijden uit mijn leven weer wit te wassen. Weer zuiver en nieuw te laten zijn. In het nieuwe, witte boek van de toekomst.
Tot mijn gruwelijke verbazing schudde ik daarna mijn ruimte in het Maatschappijhuis zo uit mijn mouw. Inter-view. Ik ga weer mensen interviewen. Vragen stellen, boeken schrijven. En de boodschap verkondigen die ik door de antwoorden gekregen heb.
Opnameapparatuur, en naamkaartjes natuurlijk. Die had ik nodig. Ik ga de (levens-) verhalen van mensen opschrijven. De magie van het dorp werd wakker. En mijn proefpersoon diende zich meteen aan. Ik bestelde mijn visitekaartjes in het Echt en ging aan de slag.
Er is nog een plek waarover ik niets heb gezegd. Dat komt omdat hij er niet is. En dat komt omdat iemand tegen mij zei:
“Herinner je je toekomst”.
Verrek, dacht ik.
Want ik werd met één zwaai teruggezet naar mijn kindertijd. En als kind wist ik ongeveer alles. Ik wist mensen. Ik wist het grootste gedeelte van mijn leven, wat er zou gebeuren en hoe het af zou lopen. En dat zou niet altijd even makkelijk zijn. Daar moest ik naar terug, naar mijn kind-zijn, om mij mijn toekomst te kunnen herinneren.
Want dat kan.
Wat je denkt te zien naast het Boshuisje is op een gouden plaat een doorzichtige vleugel. Met een bankje met een gouden kussen erop. Met ofwel lavendel erbij, of iets van een vlinderstruik.
Dat is niet zo. Dat zie je niet.
Naast het Boshuisje is er de andere dimensie. Het is waar de ingevingen vandaan komen, de boodschappen, de dromen. Die rechtstreeks het boshuisje instromen en daarna getransformeerd worden naar de werkelijke, de ‘aardse’ wereld.
Hier leerde ik te stoppen met vechten. Te knokken. Krampachtig mijn doelen te bereiken met een veel te hoge lat. Geen wonder dat dat misgaat en ik weer in mijn schuur terecht kom.
Ik besloot te gaan luisteren. Te luisteren naar mijn ingevingen, te ontvangen wat er op mijn pad wordt gelegd en niet harder te lopen, of meer te willen dan hoe de andere dimensie invult wanneer ‘de tijd’ daar is.
De tijd om mijn pen weer op te pakken is NU.
Wat een bijzonder schrijfsel. Ik stuur het gelijk door naar de vriendin van mijn dochter die met een burn-out thuis zit.
Dank, Nelleke
Wauw. Dan heb ik het niet voor niets geschreven. Beterschap voor haar en doe alles rustig aan…knuffel!