Rigard Boerwinkel 1968-1999

Het water. Grijze golven die in elkaar overvloeien. Ze steken hun kopje op en verdwijnen weer. Geruisloos. Hoe zou het zijn geweest wanneer het water stil was. Vlak. Met alleen de avondzon erboven. Vredig. Bijna uitnodigend. Als watermens heb ik elke vakantie wel even een kleine dialoog met het water, en de golfjes. En denk ik aan jou.

Wat was ik boos op jou. Ik schreef je brieven. Ik praatte tegen je. Stelde vragen waar geen antwoord op kwam. Ik deed dat best lang.

Popkoor, Arnhem. Daar kenden we elkaar van. Nog heel lang voor de regenbooggeneratie en het tijdperk waarin LHBTI nog niet bestond, hadden wij binnen het koor een apart groepje. Een maatschappelijk verantwoord groepje. Bestaande uit een single hetero-vrouw, een single heteroman namelijk Rigard, een lesbienne, een homoman en een getrouwde heterovrouw. Die laatste dat was ik. Gelukkig wel getrouwd met een muzikant want ‘burgerlijkheid’ scoorde niet erg hoog op de ladder van het popkoor.

We zongen ‘after the love has gone’ en ‘hello, is it me you looking for?’ Dat ging niet vanzelf. Bij gebrek aan alten stond ik in het alt-groepje met een zeer valse tenor achter me met een hele harde stem. Rigard stond als tenor verderop maar die kon ik amper horen. De hetero single vrouw stond schuin tegenover mij, bij de sopranen. Zij vond het leuk om liedjes ook uit te beelden. Bij ‘hello’ trok ze een denkbeeldige deur open en zwaaide dan naar mij.
‘Is it you…?’.
Ik heb dat hele lied nooit kunnen zingen omdat ik mijn gezicht in de plooi moest houden. Ik stond immers recht voor de neus van de dirigent. En zij niet.

Na de repetitie volgde de ‘derde helft’. Aan de bar. Daar tankten wij als groepje wat bier weg en kletsten bij.
De homoman had net een langdurige relatie achter de rug en onderzocht nu zijn vrijersvoeten. Wij bespraken zijn bevindingen in het groepje en mochten hem ook alles vragen. Bijvoorbeeld hoe zoiets nu in zijn werk ging, met zo’n cockring. Dat vertelde hij dan tot in details. Er waren ook wel eens details waarvan wij als groepje zeiden ‘mag het wat minder’ maar al met al was het best educatief.
Wat afzijdig van het groepje besprak ik met Rigard mijn wel en wee aangaande het IVF-traject waar ik in zat. Waarin je destijds nog enkel toegelaten werd wanneer je was getrouwd. Vandaar mijn actie met de muzikant. Met Rigard kon ik hierover praten als in ‘it goes without saying’. Met zo weinig woorden en zonder vrouw te zijn, begreep hij alles. Het was het begin van een bijzondere band. Die uitgroeide tot een intimiteit die nooit fysiek werd. Maar waarbij de onzichtbare woorden en de gelijkgestemde zinnen zo van zijn hoofd in de mijne vlogen, en andersom. Ook wanneer we met anderen praatten, was een blik voldoende.

Op een dag was dat anders. Arnhem, Presikhaaf. Er is een parkje grenzend aan het station. En daar ontmoet ik ineens Rigard, die achter een boom zit.
“Wat ben je aan het doen,” vraag ik.
“Ik zit tegen een boom,” zegt hij.
Maar dat had ik al gezien.
“Maar wat ben je aan het doen,” vroeg ik.
Wat deed hij daar, wat klopte hier niet?
“Ik zit tegen een boom,” zei hij.
Hij ging het niet vertellen.

 Op bezoek bij Rigard, in zijn appartement. Samen met de sopraan. Hij vertelt dat hij verbrand is, als kind. Tot aan zijn kin, wijst hij aan. Door zijn vader. Per ongeluk. De barbecue wilde niet snel genoeg gaan gloeien en zijn vader gooide extra olie op de kolen. Wat resulteerde in grote steekvlammen. Die met hun vuurarmen Rigard vastgrepen. Om hun vernietigende werk te doen. Zoals vuur niet anders kan.
“Maar dat was het ergste niet,” zei Rigard.
“Het ergste was, dat we er niet over konden praten”.
Ik wist bijna niet wat ik moest zeggen, behalve “gruwelijk”. Maar dat hoefde ook niet. Rigard legde en passant even zijn hand op mijn been. Het was goed zo. Ik wou hem omarmen, tegen hem aan liggen. Zijn hele lichaam kussen, verbrand of niet. Hem warm maken, vanbinnen. Maar als getrouwde vrouw deed ik dat natuurlijk niet. En gelukkig was de sopraan erbij zodat er ook geen dingen konden gebeuren of verwachtingen gewekt waarvan ik later zou moeten zeggen ‘zo bedoelde ik het niet’. Ook niet tegen de muzikant.

We zingen California Dreaming zoals elk popkoor, ‘all the leaves are brown, all the leaves are brown’ en iets van Queen. Voor een uitvoering.
Onze gesprekken gaan tijdens de derde helft richting het spirituele, het transcendente. De prestatiemaatschappij met haar negativiteit, haar commerciële ‘achter de ellenbogenwerk’ is geen thuis voor jou. Er bestaat iets beters, met meer waarde. Het aardse overstijgen is een nieuw, fascinerend doel wat je begeesterd uitlegt.
“Joh,” zeg ik enigszins bezorgd, “ga eerst eens aardappels poten, in Frankrijk. Of asperges, in Limburg. Voor maar één zomer”.
Ik ben bang dat je zo ijl wordt dat je uit je lichaam vliegt.

Zullen we weer eens wat afspreken? Kom je nog een keer langs? Hè wat lijk je toch onbereikbaar. Ik kan ook naar jou toe komen?

Het zijn de donkere dagen van december. Het groepje is een beetje uit elkaar gevallen. Mijn IVF-traject is voorbij. Mislukt. Ik ben verliefd aan het worden op een Gevaarlijke man, die zoveel adrenaline in mijn lijf zal brengen dat ik er niet eens meer aan zal kunnen denken.
De lesbienne staat ergens anders, de homoman is zijn wilde haren kwijt en doet het rustiger aan. Zoekt weer de intimiteit.
De single heterovrouw houdt het bij een wijntje wat haar meer soelaas geeft dan achter mannen aan te gaan. En jij, Rigard, staat aan de andere kant van de bar. Met andere mensen. Ik ben bezig naar huis te gaan, het is al over elven en zwaai naar je. Je komt naar me toe en geeft me een hand. We laten onze handen los terwijl het contact in de ruimte blijft zweven. Het lijkt wel of de hele ruimte wazig rood wordt. Alsof ik je niet goed zie. Behalve je gezicht.
Wat gebeurt hier toch?
Ik draai me om, loop weg. Ik word opgehaald.

Ze zeggen dat je een biertje hebt gedronken. Aan de bar.

Rigard is vermist. Niemand weet waar hij is. Niemand heeft hem gesproken. Geen vreemde dingen in zijn appartement. Geen briefjes, geen vermiste spullen. Zelfs je bankpas ligt er. Een gedichtje aan een muur. Maar wat zegt het? Weet iemand wat?

Een biertje, aan de bar. Van een hotel. In Noordwijk aan Zee.

De dienst is in Arnhem, in een kerk die De Verrijzenis heet. Ten onrechte. We hebben nog even hoop. Wanneer de kist wordt binnengedragen en wij, als groep, elkaar verrast aankijken.
Dit moet een vergissing zijn! Deze kist is te klein! Rigard is veel langer! Hij past er niet in!
Maar de dienst gaat gewoon door. En je verrijst niet. Er gebeurt niets. De kist blijft stil. En dicht. Wij gaan de kerk weer uit. Zonder jou. Het is 30 december 1999.

Een biertje aan de bar. En daarna ben je het strand opgelopen. Het water in gelopen. Dwars door de grijze golven. Het moet koud geweest zijn. Je bent doorgelopen, vastberaden. Misschien ben je gaan zwemmen. Wachtend op de onderkoeling. Wetend dat je lichaam het op zou geven. Dat het haar laatste strijd zou strijden. Dat het maar drie minuten bewustzijn zou vergen voor je niets meer zou kunnen en in de volgende vier minuten één zou worden met de deining van de zee. En ergens, of nergens, ooit teruggevonden zou worden. Zo ging het ook. Je werd ergens teruggevonden. Ver weg. Zelfs niet in de buurt van Noordwijk.

Ik was zo boos op jou. Ik praatte tegen je, schreef je brieven. Hoe heb je zoiets kunnen doen? Hoe had ik iets kunnen doen? De boom, de handdruk. Wat dreef jou hiertoe? Ik moet je vergeven, ik moet het je gunnen. De ‘zachte dood’ noemen ze het. Het lukt me niet.

Mijn leven raakt in een rollercoaster. Nog verliefder op de inmiddels Spannende man. Nog meer reden weg te hollen van mijn spuiten en hormoonbehandelingen, mijn mislukte leven als exit-moeder met haar miskramen. Zo geschrokken van jou. In het donker was er nog maar één zin. Ik wil leven.
Binnen twee maanden woonde ik samen met de Spannende man en had ik mijn muzikant in de steek gelaten.

Ik sta in zijn woonkamer, tuur naar de rails van station Arnhem die ik zie vanuit mijn raam.
Ongedurig.
Ingeving.
Ik moet nu, nu, nu naar de begraafplaats waar jij ligt. Geen idee waarom. Ik stap in mijn auto en rij veel te hard, plankgas naar Moscowa.
Welk pad was het nou, hier naar rechts, daar naar links?
Ik vind het graf Rigard Boerwinkel, 4-1-1968, dec 1999.
Er staat een vrouw. We raken aan de praat. Het is je moeder.
Weet ik wat, heb ik iets gehoord, heb ik iemand gesproken? Kan ik iets vertellen? Heb ik iets gemerkt? Wat is de reden…?

Het popkoor valt uit elkaar. Er zijn problemen met beheer, en eigenaar. Woorden als diefstal en ‘gerommel met de boekhouding’ vallen. De contributie moet omhoog. Maar dat is toch vreemd? We zingen niet meer. We gaan naar huis.

Natuurlijk heb ik je vergeven. Zie ik, hoe je je hebt teruggetrokken. Sociale banden hebt doorgesneden. Je je ultieme keuze hebt gemaakt met de bedoeling zo min mogelijk mensen te schaden. Maar het vraagteken, iets voor je hebben willen doen, de twijfel aan ons vermogen, het knagende gefluister van het schuldgevoel; het zal altijd blijven. Daarnaast blijft het grote respect voor het recht wat je hebt uitgeoefend over het beslissen over je eigen leven. En dat was te sterven.
Dat mag.

We zijn nu zesentwintig jaar verder. Vergeven, niet vergeten. Als ik de grijze golven zie, zo half in het donker. Onpersoonlijk in elkaar overvloeiend. Koud en nat en zonder oordeel. Dan denk ik aan jou.

“Ik ben mijn weg gegaan, onmiskenbaar de mijne
Ik blijf hem onderwijzen, tot de Hereniging”
Rigard, augustus 1999

 113 Zelfmoordpreventie
0800-0113
NVVE
Nederlandse Vereniging voor Vrijwillig Levenseinde
www.nvve.nl

Getagd , , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Bladwijzer de permalink.

2 reacties op Rigard Boerwinkel 1968-1999

  1. Jan Gijsbertsen zeggen:

    Ik weet niet waarom ik vandaag op ‘Rigard Boerwinkel’ hebt gezocht. Wellicht in een wat melancholische bui. Het is vandaag namelijk mijn verjaardag. Ik heb twee jaar bij Rigard op school gezeten en trok best veel met ‘m op. Nu weet ik het weer… Ik hoorde Sting op de radio. We zijn samen naar concert geweest toen de zanger net The Police had verlaten. Na de schooltijd is contact verwaterd. Toen waren ernog geen mobiele telefoons en social media. Had al wel gehoord van zijn keuze. Jammer! Rigard was een goede gast. Er zat muziek in hem!

  2. nelleke zeggen:

    Hartelijk dank, Jan voor je reactie; hij leeft dus nog altijd voort ook in jouw hart. Wens je een hele fijne dag juist vandaag en een goed leven…groet, Nelleke

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *