Onder de 18

Of ik een pakje sigaretten mag, vraag ik aan de benzinepomphouder.
“Nee,” zegt hij.
Onwaarschijnlijk blij kijk ik hem aan. Ik wou dat iedereen dat tegen mij zei wanneer ik om sigaretten vroeg. Ik zou het echt afleggen, opgeven wanneer ik bij de volgende winkel, de zoveelste benzinepomp kwam om te horen dat iedereen mag roken. Behalve ik. Ik heb dit al eens gevraagd aan een winkel met een service-balie om mij ‘nee’ te verkopen, in plaats van rookwaar. Zij hebben dit besproken in een vergadering maar vonden het geen ‘service’.
Ik wel.
“Want je bent nog geen 18,” vervolgt de benzinepomphouder lollig en grijpt naar een pakje Pall Mall.
Ik voel mijn wangen gloeien. Alweer een eigenlijk verboden pakje. Het is fout, het is slecht en toch doe ik het. Hoeveel ‘laatste pakjes’ zijn er al gekocht, hoe vaak ben ik morgen gestopt net als vandaag?
Het valt niet mee een verslaafde te zijn.
Een verslaafde wil immers nergens mee stoppen. Een verslaafde wil dat de drugs gratis is, en dat ze het aan huis komen brengen. Zonder consequenties. Maar dat gaat niet. Dus bijna iemand anders dan de verslaafde zelf, bedenkt dat er met reden maar eens gestopt moet worden. Met dat gerook.
Het allerergste van willen stoppen met roken zijn dan de ongelofelijk zenuwen die je ervan krijgt. En bij zenuwen wil een roker juist roken. Een drinker drinken, en een snuiver pakt de spiegel erbij. Zo gaat dat. Stoppen met roken kost dus in eerste instantie veel geld en veel sigaretten. Slapeloze nachten. Van de zenuwen.
Het lukt de pomphouder ook niet, om te stoppen met roken. Heeft het opgegeven, heeft geaccepteerd ‘mislukt’ te zijn. Hij blijft steken op acht. Soms tien. Net als ik.
Maar eerder deed ik het beter, eerder kon ik het wel…waarom nu ineens niet meer? Waarom wederom de angst en paniek, de nachtmerries waarin ik huilend constateer dat er geen sigaretten meer zijn? Wat is er toch zo moeilijk aan om de knuppel in het sigarettenhok te gooien en stoer die peukjes uit mijn leven te slaan?
Er is nog nooit iemand doodgegaan aan het stoppen met roken, hou ik mij dan voor. Zo erg kan het niet zijn.
Gelukkig komt, na pleisters, coaches, hypnotherapie, anti-rookklasjes, botte bijlen en zachte heelmeesters mijn vader mij te hulp. Mijn vader is een ex-roker maar dat komt alleen omdat hij al dood is. Na zijn dood is hij altijd bij mij gebleven en zo nodig daalde hij af uit de dimensies om in mijn oor te fluisteren of in mijn droom te verschijnen.
Dit keer was ik naar hem toe geklommen.
Zonder sigaretten vanzelfsprekend maar huilend, huilend.
“Hebben ze hier dan geen Spar,” huilde ik, “of een avondwinkel?”
Ik moet nu roken. Nu-nu-nu-nu-nu!!!!
En tot mijn allergrootste paniek zag ik op de klok dat het al één minuut over negen was.
Dus mocht er een spirituele Spar bestaan, of avondwinkel met service baliedan was die nu gesloten.
Maar niet getreurd, vond mijn vader en wees nogal geamuseerd naar een schilderijtje aan de muur. Met een soort onaangeklede, blote kerstboom erop. Een dennenboom.
Hier heb je je Spar.
Waarop hij, nog net zo geamuseerd de spar bij haar lijstje pakte en haar als een deurtje opendeed. Het was geen schilderijtje, het was een geheim kluisje. En in het kluisje zaten zijn bewaarde, gespaarde, illegale sigaretten. Die er natuurlijk wat verfomfaaid en vies bruin uitzagen, na al jaren verplicht rookvrij te zijn wegens dat overlijden wat hem was overkomen.
Die vieze sigaretten kon ik niet gaan roken en ik moest er wakker voor worden om ze te herkennen. Ik had ze eerder gezien, althans eentje.
Dat was de sigaret die laatst van de stijger was gewaaid, in het water was beland en er vliegensvlug weer was uitgevist. Want je moet er niet aan denken dat een eend, of een zwaan, of een vis van vreselijke giftige stoffen binnen krijgt. Of dat zo’n sigaret oplost in het water. Dat zou schadelijk zijn, schandelijk zelfs.

En al die giftige stoffen stop ik wel in mijn lijf?

Wat mijn vader mij liet zien is dat ik niet de sigaretjes moet tellen die ik wel rook. Zeven, acht of tien. Want dan ben ik bezig met wel roken. Hoe laat is het? Mag het alweer?
Maar ik moet de sigaretten tellen die ik niet rook, die ‘in het water zijn gevallen’.
En elke neiging telt voor één. Ineens zestien sigaretten niet te hebben gerookt is waanzinnig goed voor het zelfvertrouwen en de eigenwaarde. Bezig met niet roken, in plaats van wel.
Mijn vader deed het kluisje weer dicht en tikte op de spar die nu weer als schilderijtje aan de muur hing.
“Je moeder mag het niet weten,” zei hij.
Ook hier moest ik wakker voor worden, voordat ik het begreep. Mijn moeder leeft immers ook al heel lang aan de andere kant en houdt zich niet bezig met sigaretjes, of mijn vader.
Of mij.
En ik begreep dat mijn vader op haar doelde als ondermijnende factor. Bij leven konden mijn moeder en ik niet zo goed samen door de deur, terwijl wij dat wel wilden. We stonden altijd aan de verkeerde kant te trekken of te duwen waardoor hij nooit echt openging. Of dicht.
Dat was ondermijnend. Ik denk voor beiden.
Ga je eigen weg, bedoelde mijn vader. Volg je eigen heilige missie en hou haar geheim voor elke ‘ondermijn’. Zo blijf je op je pad.

Ook wanneer de moeder stiekem een beetje in je is gekropen, want dat doen ze, de mensen die jou hebben geleerd hoe je voor jezelf moet zorgen. 

In dezelfde week van mijn vaders droom, droom ik ineens over haar. Wat bijzonder is want sinds haar dood zitten mijn moeder en ik niet meer in elkaars dromen. Ik zit achterin een auto, en ik zie haar in haar blauwe korte broek met wit T-shirt. Ze ziet me en begint te rennen. Mijn moeder, die naar mij toe rent?
“We moeten stoppen,” roep ik, “mijn moeder wil me wat zeggen!”
Maar voor we kunnen remmen, of zij zo hard kan rennen ben ik ineens wakker. Zo doen dromen dat en dat heet dan bewustwording. Natuurlijk ben ik in eerste instantie allerbarstens nieuwsgierig naar wat zij dan had willen zeggen. Wat ik nooit zal weten. Tot ik mij realiseerde dat ik haar, wakker als ik ben, alles kan laten zeggen wat ik wil. Wat goed is, voor mij.

En zo heb ik ineens heel ontroerend twee overleden ouders die achter mij staan en me steunen, die mij een leven gunnen met schone longen en een gezond lijf.

De benzinepomphouder interpreteert mijn blozende wangen en vertraagde reacties terecht als iets met schaamte. Maar onterecht dat het zou gaan over dat ik de 18 al enigszins gepasseerd ben, zelfs geen legitimatie uit mijn broekzak hoef te toveren.
“Ach,” zegt hij gemoedelijk, “meestal verkoop ik alleen onder de 18 hoor. Aan de jeugd. Want die heeft toch geen toekomst”.

Maar ik wil dat wel.

Getagd , , , , , , , , , , , , . Bladwijzer de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *